Integratie instellen met een toolprovider
Met de LTI-service genaamd CIM (1.0) kunnen instructeurs inhoud van derden invoegen in Brightspace® zodra u de standaardintegratie voor die externe tool hebt gemaakt via de bestaande workflow voor externe plug-ins.
Het configureren van toolproviders op organisatie-eenheidniveau is vergelijkbaar met het configureren van toolproviders op organisatieniveau, met de volgende verschillen:
- De integratie van de toolprovider is alleen beschikbaar vanuit de organisatie-eenheid waarin u de integratie configureert, en vanuit eventuele onderliggende elementen van die organisatie-eenheid in uw organisatorische hiërarchie.
- Wanneer u de integratie met de toolprovider instelt vanuit een organisatie-eenheid, bevat het menu Gebieden externe cursustools de sectie Contextinformatie configureren (in plaats van de sectie Gebruikersinformatie tool configureren). Deze sectie wordt gebruikt om informatie over de organisatie-eenheid te definiëren.
- Klik in het menu Beheertools op Externe cursustools.
- Klik op het tabblad Toolproviders beheren.
- Klik op Nieuwe toolprovider.
- Voer in het veld Startpunt de basis-URL in die u hebt ontvangen van de toolprovider (zonder http://).
- Kies een versie in het veld Versie. Er zijn verschillende versies van LTI, elk met een reeks mogelijkheden. Raadpleeg het onderwerp LTI Advantage (v1.3) voor meer informatie over de nieuwste LTI-versie en de bijbehorende functionaliteit. Raadpleeg LTI 1.1 Deprecation Plan voor meer informatie over de aanstaande afschaffing van LTI 1.
- Geef in het veld OAuth-ondertekeningsmethode de cryptografische hash-functie op. HMAC-SHA256 is de standaardwaarde.
Opmerking: als een koppeling niet overeenkomt met een domein van een toolprovider, wordt HMAC-SHA1 opgegeven in plaats van de standaardwaarde HMAC-SHA256. Als de tool HMAC-SHA256 vereist, moet u een toolprovider maken met HMAC-SHA256.
- Voer in het veld Geheim het geheim in dat u van de toolprovider hebt gekregen.
- Als u een sleutel wilt gebruiken die niet uw standaardsleutel is, schakelt u het selectievakje Aangepaste gebruikersinformatie van tool gebruiken in plaats van standaardinformatie in en werkt u de betreffende velden bij. Gebruik deze optie als de sleutel van de toolprovider niet uw standaardsleutel is, of als u wilt dat de toolprovider toegang krijgt tot andere informatie dan de informatie die u gewoonlijk deelt met andere toolproviders.
- Als u de beveiligingsinstellingen wilt beheren op het niveau van de toolprovider in plaats van voor elke koppeling afzonderlijk, selecteert u onder Beveiligingsinstellingen de toolgebruiker, de context en de gebruikersinformatie die de toolprovider nodig heeft.
- Klik op Opslaan.